Voor de opening van mijn expositie in Fransum schreef Jane Leusink twee gedichten.
De gedichten werden door Groningen - De Vier Seizoenen / Griffioen Pers - Noordhorn gedrukt
in een oplaag van 250 exemplaren, waarvan 50 genummerd en gesigneerd.
I. Beeldhouwer van Fransum
Luister, zegt hij, vandaag staat mijn hoofd los
in het opschietend gras en vliegen de scholeksters taalloos
maar die bronzen beestenboel van mij schept
gewoon een luchtje langs opgedroogde klei-
en betonwegen en route naar deze godvergeten wierde
waarop het kerkje nochtans verdwaalde schapen hoedt
hij zegt, niet altijd wijst de weg zich vanzelf
je kunt ook kwijtraken want alles is van godlos
maar ik kan er niet mee zitten, dit is precies
de plek die ik nog miste, je kunt hier tussen de zerken
goed bidden en kijk daar komt mijn kudde al.
II. Kerkje van Fransum
Vogels, vissen en alle dieren op de aarde stromen nu
op naar deze wierde maar het is de slapende vondst
uit mijn bodem die van deze stenen woorden
de vleugels wordt, daar een grazende streep in de lucht
ook op mijn leeftijd laat ik het er niet bij zitten
zelfs een eenbeukig lichaam wil gekend zijn, zijn stoel
bezet zien, de leeuwerik is in de groene morgen
de ruiter op mijn dak wijst 's nachts met zijn lantaarn
de route, een razende herder is precies wat ik nog miste
want zonder kudde is een kerk van God los. Ha, hier zijn ze
de fier gesokkelden met hun opgestoken gezichten.
